Spiegelverhaal CGijs

Er is iets moeilijks gebeurd
Echt iets heel moeilijks. Een maand geleden ongeveer.
En het is nog niet afgelopen. Het gaat nog steeds door.

Gijs weet nog hoe het begon.
Het was dinsdagmiddag. Hij kwam net uit school thuis, en hij wilde tegen mamma zeggen dat hij bij Olaf ging spelen.
En toen ging de telefoon
. Mamma nam op en riep heel blij en verbaasd: "Hallooo, heee, wat leuk! Ben jij dat?"
En toen werd ze heel stil. En ze deed haar ene hand op haar ene oor, en kroop een beetje in elkaar, zoals ze altijd doet, als ze heel goed wil luisteren en niet wil zien en horen wat er in de kamer gebeurt.
En ze zei alleen maar: "oh... ja... nee..ja... goed.."
Toen legde ze heel langzaam de hoorn weer op de haak. Ze keek naar Gijs en Olaf. Ze liep naar de gang en ging naar de wc. Gijs wou roepen: "Mamma, schiet op!" zoals altijd. Maar hij durfde niet.

Toen Mamma terugkwam in de kamer, zag hij dat ze tranen in haar ogen had. "Er is iets ergs met oma," zei ze. "Er is iets met haar hoofd".
Gijs wist niets te zeggen of te vragen. Hij wist ook niet goed, wat mamma bedoelde. En hij schrok er van dat Mamma huilde. Dat deed ze nooit.

Ja, zo was het begonnen, hij wist het nog goed. En dat is nu een maand geleden.
Al die tijd heeft Gijs oma niet gezien. Mamma heeft wel verteld hoe het met haar is. Oma zit nu in een rolstoel. Ze kan niet meer lopen. Haar benen zijn verlamd. Ze kan ook niet meer breien. Haar ene arm wil niks meer.
Maar het allermoeilijkste is, dat ze niemand meer kent. En dat begrijpt Gijs niet. Hoe kan dat nou. Ze kan toch wel zien! Mamma zegt dat ze wel kan zien. Dan moet ze toch ook weten dat hij Gijs is. Ze heeft hem toch wel honderdduizend keer gezien!

Vanmiddag gaat hij voor het eerst met mamma naar haar toe. Dan zal hij tegen haar zeggen: "Hai, Oma. Hier is Gijs!" En dan zal mamma vanzelf wel zien, dat oma tegen zal lachen, al zit ze dan in een rolstoel, en al kan ze geen trui meer voor hem breien.

Het is avond. Gijs zit voor de televisie. Maar hij wil niks zien. Hij ziet steeds maar oma voor zich. Een heel vreemde oma, in een rolstoel. Alles is anders geworden aan haar. Alleen aan haar haar en aan haar jurk kon je zien dat ze het echt was.
Gijs had willen zeggen: "Hai Oma, hier ben ik!" Maar hij durfde niet. Hij had alleen maar gekeken hoe mamma haar had geholpen met de thee en de rolstoel in de zon voor het raam had gereden, en haar koude handen een beetje warm had gewreven.
Eigenlijk wilde hij meteen weer weg. Maar dat zei hij niet.

En nu zijn ze dus weer thuis. Gijs drukt de televisie uit. Hij gaat naar mamma, die aan de tafel een brief zit te schrijven. "He, mama,," zegt hij, "Als we voor oma bidden, maakt God haar dan weer beter?"
Mamma stopt de achterkant van haar pen in haar mond en kijkt hem aan. "Nee," zegt ze dan. "Dat kan niet. Oma wordt niet beter. Er is iets stuk gegaan in haar hoofd. Dat blijft zo. Vind jij het ook zo moeilijk? Misschien had je niet mee moeten gaan."

Er komen weer tranen in haar ogen.
"Jawel," zegt Gijs. "Ik wou wel mee!" En tegelijk schaamt hij zich, omdat hij eraan denkt dat hij meteen weer terug had willen gaan. Maar hij wordt ook boos.
"Hoe kan dat nou!", zegt hij. "Er waren zoveel mensen in dat huis waar oma nu is. Dokters en verpleegsters en zo. Die kunnen toch wel wat doen! En waarom moet je nou bidden als God toch niet helpt?"
"Je hoeft niet te bidden," zegt mamma alleen maar. En dan zegt ze niets meer.

"Mamma hou op!" zegt Gijs, want hij wordt altijd bang als mamma zo stil is. "We kunnen toch wel iets doen..!" "Ja," zegt mamma dan en ze kijkt hem aan. "Het klinkt een beetje gek, maar ik denk dat bidden wel helpt. Als je aan God vertelt dat je bang bent, en dat je boos bent, en dat je dit niet wilt voor oma, dan helpt dat wel. Daar word je een beetje rustiger van, van binnen. Begrijp je dat?"
Ja, Gijs denkt dat hij dat begrijpt. Als hij verdrietig is, of bang, dan vertelt hij dat 's avonds in bed ook aan God. Of aan pappa, die dood is. Dat weet hij niet zo goed. En dan gaat het een beetje over. Het gaat niet weg, het wordt anders.. Ja, hij begrijpt wel wat mamma bedoelt.

"Maar oma wordt er niet beter van, " zegt hij.
"Nee," zegt mamma, "oma wordt er niet beter van. Maar als dat hele boze, verdrietige gevoel een beetje weg is, dan ontdek je ineens iets anders.
Dan zie je, dat oma graag in de zon wil zitten, en dan weet je ineens weer, dat oma een extra schepje suiker in de thee zo lekker vindt..."
"En dat haar handen en haar voeten soms zo koud zijn…", zegt Gijs.
"Ja, " zegt mamma. "En ben je dan eigenlijk een beetje aan het bidden?" vraagt Gijs.
"Ik weet het niet," zegt mamma. "maar ik geloof van wel."

Gijs kruipt weer weg in zijn stoel. Hij heeft nog geen zin om naar de televisie te kijken.
Hij moet nog steeds aan oma denken.
Aan dat hele moeilijke dat gebeurd is, en dat niet meer overgaat, dat blijft.
Maar misschien heeft mamma gelijk: het kan wel een beetje anders worden...