Projectlijn A Wie weg is wordt gezien Hellig Hart


 Informatieblad 2A.1  Stilte a.u.b., ik denk aan de kip

Plaat 1
Kip, kip, lieve kip. Kom, ik help je uit de doos. Onno Ebbe pakt kip voorzichtig vast, het kopje zakt omlaag.
'Ze buigt voor ons', fluistert haan. 'Kip kijkt beleefd, ook na haar dood.'
'Dag kip, ik zal je nooit vergeten. Goede reis.'
'Goede reis?' vraagt haan. 'Waar gaat ze heen?' 'Naar ver', zegt kraai. 'Kip gaat van hier en nu naar het land van later.'
Onno Ebbe legt kip in het graf, naast het bakje graan en het schoteltje water. 'Wat een heerlijk warm nest', zegt kraai. 'Maak je er ook een voor mij?' 'Mooi niet', zegt Onno Ebbe, 'jij mag nog niet doodgaan.' 'Maar ik bedoel ook niet vandaag - nu meteen', zegt kraai. 'Doodgaan doe ik pas later.'
'Ho!' roept haan. 'Dat ei, dat mag je niet begraven. Het is haar laatste ei - een herinnering.'
'Zonde ja', krast kraai. 'Het ziet er heerlijk uit, zal ik het bewaren?'

Plaat 2
'In je maag zeker', lacht Onno Ebbe. 'Nee, ik stop het ei in een doos en die doos bind ik dicht met een touw.'
Kraai laat een bloemetje vallen boven het nest. Haan plukt een veer uit zijn staart en legt hem naast kip. Op de terugweg pikt haan snel een graantje mee. 'Kip is niet zo'n grote eter', zegt hij. 'En er zijn veel wurmpjes in later.'
'Waar laat je die doos?' vraagt kraai. 'Waar jij er niet bij kunt.'
Onno Ebbe gaat naar zijn kamer en zet de doos op tafel, onder de lamp. 'Kip is weg', fluistert hij. 'Kip woont nu in mijn hoofd.'

Plaat 3
Haan tikt op het glas. 'Onno Ebbe, kom toch naar buiten?'
'Sst', zegt Onno Ebbe, 'ik heb bezoek…' 'Bezoek? Waar?' 'Hier.' Onno Ebbe wijst naar zijn hoofd. 'O sorry', zegt haan, 'dat kon ik van buiten niet zien.'
'Wat zit hij daar nou?' vraagt kraai. 'Sst, laat hem maar', zegt haan. 'Ik denk dat hij denkt.' 'Hij ook al', krast kraai. 'Ik denk steeds aan dat ei. Wat jammer toch om er niets mee te doen…'

Plaat 4
Onno Ebbe loopt naar de kast, Hij pakt verf en kwasten. 'Hij gaat een tekening maken', zegt haan. 'Of een schilderij.' 'Welnee', roept kraai. 'Hij gaat het ei versieren. Hij maakt er een paasei van en geeft dat aan mij.'
Onno Ebbe doopt zijn kwast in de verfpot. Hij maakt bogen en strepen en puntjes op het papier.
'Gekke tekening,' zegt kraai. 'O nee, het zijn letters. Hij schrijft een brief en volgens mij aan mij - ik zie de K van kraai drie keer. Lees eens voor.'
'Stilte aa-uu-bee', spelt haan, 'ik denk aan de kip.'

Plaat 5
Onno Ebbe zit op het bankje onder de kaarsjes van de kastanje. 'Ik kan niet slapen', fluistert hij. 'Ik wil kip. Ik wil haar terug.'
'Ik ook', zucht haan. 'Ik verlang zo naar kip, maar ze is er niet meer.'
'Sst', zegt kraai, 'niet praten. Ik had net een droom van een ei aan een touw…' 'Een ei aan een touw…' zegt Onno Ebbe. 'Dat lijkt me mooi.' Hij sluit zijn ogen en valt in slaap.

Plaat 6
Onno Ebbe volgt het touw, heuvel op, heuvel af, eindeloos, eindeloos lang. Als hij even blijft staan voelt hij meteen een rukje. 'Niet zo treuzelen', zegt haan. 'Ik wil naar kip, ik wil haar land betreden.' Maar Onno Ebbe verzet geen stap. 'Ik wil naar huis', zegt hij. 'Ik durf niet naar later…'
Onno Ebbe wil teruglopen, maar dan valt er een grijs gordijn, een ruisend regengordijn. Het waait zijn kant op en druppels dwingen hem naar het westen. Haan kraait van plezier en verlangen. Vóór ons de zon en áchter ons de regen', zegt haan. 'We gaan goed. Misschien zien we zelfs…'
'De regenboog!' roept kraai. 'Precies', zegt haan, 'dat bedoel ik: mijn staart in de lucht, maar dan in het groot.' 'En nu?' vraagt Onno Ebbe. 'Doorlopen', zegt haan. Ik denk dat kip ons opwacht aan het einde van de reis.'

Plaat 7
Voorzichtig zet Onno Ebbe zijn voet op de eerste tree van de regenboog. Het gaat! 'Kom toch bij ons', zegt Onno Ebbe. 'Nee dank je, ik blijf in de lucht', krast kraai. 'Waarom?'
Onno Ebbe stapt van de laatste trede op de boog, maar zijn voet glijdt roetsj-roetsj weg. 'Help!' 'Daarom', zegt kraai. De zon verdwijnt over de rand van de aarde. 'Ik ben het zat', zegt haan. 'Ik wil op stok.'
Maar Onno Ebbe roept: 'Zon, kom op. Ik heb je nodig. Zet je stralen aan!'
Maar de zon luister niet en verdwijnt. 'Kraai is alleen nog een snavel', zegt haan. Onno Ebbe stampt van woede. De regenboog kraakt als een eierschaal. Er schieten barsten in zoals in spiegelglad ijs. 'Stop!' Haan pikt in Onno Ebbe's arm.
'Niet doen! Blijf staan!' 'Ik wil hier niet blijven', roept Onno Ebbe. 'Verderop ligt later. Ik wil naar kip.'

Plaat 8
Hij doet en hele stap en een halve en dan tuimelt hij voorover in een donker diep gat. 'Help! Hellup…'
Kraai komt aangestormd met het touw in zijn snavel. Net op tijd grijpt Onno Ebbe zich vast. 'Haan, haal je vleugels weg voor mijn ogen!'
Onno Ebbe kijkt in de diepte. 'Wat nu?' 'Springen?' vraagt haan. 'Of vliegen', zegt kraai. 'Doe mij eens na.'

Plaat 9
'Ik laat me liever langzaam zakken', fluistert Onno Ebbe. 'Vliegen, dat lukt nog wel, maar ik durf niet te landen.'
'We zijn er', jubelt haan. 'Kijk eens wat een wurmen. Dit is het land van later.'
Onno Ebbe kijkt om zich heen. En plotseling begint hij te rennen. 'Waar ga je heen?' vraagt kraai. 'Er is geen touw meer.' 'Niet nodig', roept Onno Ebbe, 'ik weet de weg, kom mee.'

Plaat 10
Onno Ebbe rent langs de kastanje en loopt naar de deur.

Plaat 11
Kraai landt in de vensterbank en gluurt door het raam. 'Luister', sist haan, 'ik hoor gepiep.'
'Hallo, wie is daar?' 'Ik!'
'Ik wie?' 'Nou ik…'

Plaat 12
'Kip, kip, lieve kip. Kom ik help je uit de doos.'

  Uit: Stilte a.u.b, ik denk aan de kip,
Hans Hagen, Van Goor,
Amsterdam 1995