Projectlijn E Een kameel ziet sterretjes Hellig Hart


 Informatieblad 3E.1  Joram, de knorrige herder

In de heuvels vlak bij het stadje Bethlehem woont een herder. In een klein, wit huis. Hij heet Joram. Joram woont daar helemaal alleen. Hij is een echte mopperpot.

PLAAT 1
De hele dag loopt hij in zichzelf te mopperen. En als hij op zijn schapen past, bromt hij aan één stuk door. Eigenlijk zeurt hij over alles. Nu ook. Hij moet op de schapen gaan passen, hoog in de heuvels. Maar hij moppert: 'Ik heb er genoeg van, ik heb er geen zin meer in. Het is elke nacht hetzelfde. Stomvervelend. En nog koud ook! Waarom kunnen die domme schapen niet op zichzelf passen?' Al mopperend gaat Joram toch op weg.

PLAAT 2
De andere herders, Simon en Juda, zijn al een tijdje bij de schapen. Ze hebben een vuur gemaakt om lekker warm te blijven. In de verte stampt Joram knorrig over de weg. De herders zien hem aankomen en stoten elkaar aan. 'Daar komt Joram', lachen zij. ' Je kunt wel zien dat hij er weer echt zin in heeft vandaag! Wat kijkt hij boos!'

Het is een heel gewone nacht. Net als andere nachten: stil en donker. Alleen een paar sterren stralen hoog aan de hemel. Af en toe lopen de herders even rond. Ze kijken of al hun schapen er nog wel zijn. En dan kruipen ze weer dicht bij het vuur. Ze praten en lachen. En ze vertellen elkaar verhalen. Joram zit er wel bij, maar hij doet niet mee. ' Al dat geklets', bromt hij. 'Laat mij maar liever slapen!' Bij het warme vuur droomt Joram zachtjes weg

PLAAT 3
Maar opeens schrikt hij op. Half slapend kijkt hij rond, maar hij kan niets zien. Een fel licht schijnt in zijn ogen. Snel doet Joram zijn ogen dicht, wrijft er dan een paar keer in en dan, heel voorzichtig, kijkt hij tussen zijn wimpers door. Het licht is er nog steeds. Ook Simon en Juda staan met hun handen voor hun ogen. Wat gebeurt er? Wat is dat voor licht?

PLAAT 4
En dan staat er plotseling een engel in het licht. Een echte engel! Joram gelooft zijn eigen ogen niet! Hij verstopt gauw zijn hoofd onder zijn jas. De engel zegt: 'Niet bang zijn, hoor!' Ik doe jullie niets. Ik heet Gabriël en ik kom jullie iets vertellen. Heel voorzichtig kijkt Joram onder zijn jas vandaan. 'Vannacht is er een kindje geboren. Zijn naam is Jezus'. 'Mooie boel', denkt Joram met zijn hoofd nog in zijn jas'. 'Alweer zo'n drukte-maker die ons wakker houdt met zijn gehuil. 'Jullie moeten echt even gaan kijken' , zegt de engel. 'Dat zie je niet vaak, een kindje dat bij de os en de ezel in een stal geboren wordt. Simon doet een stap naar achteren. Hij is zo verbaasd, dat hij, pats boem, op een van zijn schapen gaat zitten. 'Zo zeg, dat is goed nieuws, geweldig!' juicht Simon. Het schaap kan er niet blij om zijn. Het voelt zich alleen maar erg platgedrukt.

Joram kijkt strak voor zich uit. 'Wat een gedoe allemaal', bromt hij. 'Ik snap niet waar dat allemaal goed voor is.' Maar voor hij erover kan mopperen gaat Gabriël verder. 'Ga nu maar snel, het kind ligt in de voerbak van de os, gewikkeld in doeken.'

PLAAT 5
Juda en Simon schreeuwen: 'Wauw, dit is wel een heel bijzondere nacht! Kom mee Joram! Laten we dat kind vlug gaan zoeken!' En samen rennen ze weg, naar Bethlehem. 'Die zijn stapelgek geworden', moppert Joram. 'Wie rent er nou 's nachts helemaal naar de stad?

PLAAT 6
En onze domme schapen dan? Die kunnen we toch niet zomaar alleen laten?' Maar niemand luistert naar zijn gebrom. 'Schiet op Joram', schreeuwt Juda. 'We moeten dat kindje vinden.' 'Opschieten? Wat opschieten!' brult Joram kwaad. 'Ik ren me een rotje. Ik spring over twee riviertjes. Ik klim over vier hekken. En jij roept dan opschieten? Ik ben doodop man!' Juda kijkt naar het kwade rode hoofd van Joram en probeert niet in de lach te schieten. 'En trouwens, een kind in een houten voerbak waar hooi in zit, ik geloof er helemaal niets van' , zegt Joram. 'Ga nou maar mee, mopperpot', lacht Juda, en hij slaat zijn arm om Jorams schouder. 'De engel heeft het zelf gezegd!' De stal kunnen ze makkelijk vinden. Want de mooiste ster die ze ooit hebben gezien, straalt er precies boven.

PLAAT 7
Daar staan ze voor de deur. Zelfs Joram voelt zijn hart bonken. 'Pie - iep….'
Voorzichtig duwt Juda de deur op een kier. En daar, in het stro, zitten een man en een vrouw. Ze kijken op en lachen naar de herders. Dan durven Joram, Juda en Simon wel naar binnen te gaan. Zachtjes schuifelen ze de stal in, langs de os en de ezel.

PLAAT 8
De man staat op. 'Ik ben Jozef', zegt hij. 'En dit is mijn vrouw Maria. Komen jullie naar onze zoon kijken?' 'Eh……ja. Ik denk het wel', stottert Simon. 'Het is namelijk zo dat er vannacht een engel bij ons is geweest. Wij pasten op onze schapen, nou en toen vertelde Gabriël, zo heet dus die engel, ons dat er een kind was geboren. Hier in Bethlehem, in een stal.' Maria en Jozef glimlachen naar elkaar. En dan brengt Jozef de herders naar de voerbak, waar het kindje Jezus in ligt.
Het kindje Jezus kijkt de herders vrolijk aan. En nu kijkt zelfs Jorams knorrige gezicht blij. En Simon zegt: 'Het is maar goed dat je toch bent meegegaan, Joram. Je gezicht ziet er nu veel leuker uit: niet meer zo knorrig!'
En Simon heeft gelijk. Joram merkt het zelf ook wel een beetje, want als ze terug lopen naar hun schapen, dan zingt hij zelfs een liedje! Een liedje over het pasgeboren kindje. Weten jullie welk liedje dat is?

  Uit: Joram de knorrige herder
Paddie Devon
NZV, Hilversum, 1997

terug