Projectlijn A Een kameel ziet sterretjes Hellig Hart


 Informatieblad 3A.2  Het baby'tje in het schuurtje (verkorte versie)

PLAAT 1
Heel lang geleden leefden er in een land hier ver vandaan een arme vader en moeder.
De moeder heette Maria en de vader heette Jozef. In de buik van Maria zat een baby'tje. Op een dag moesten die vader en moeder een heel grote reis maken. Omdat de moeder het baby'tje in haar buik had, wilde de vader niet, dat ze zo ver zou lopen. Van zijn laatste geld kocht hij een ezel en zette de moeder daar bovenop.
De ezel vond dat best leuk, zo'n moeder op zijn rug met een baby in haar buik.

PLAAT 2
Toen ze de hele dag gelopen hadden en het al donker werd, gingen ze op zoek naar een plekje om te slapen.
Ze klopten aan bij een groot huis in een dorpje dat Betlehem heette.

PLAAT 3
Een meneer deed de deur open en vroeg: 'Wat moet je?'
'Heeft u misschien een plekje om te slapen?' vroeg de vader. 'We zijn zo moe.'
'Nee, zei de meneer. 'Alles is vol. Zoek maar een andere slaapplaats.' En met een harde klap gooide hij de deur dicht. Boem!
De vader, de moeder met het baby'tje in de buik en de ezel liepen nog een tijdje door, maar het werd steeds donkerder en donkerder.

PLAAT 4
Na lang zoeken vonden ze in een weiland een oud schuurtje. Ze gingen gauw naar binnen. Toen ze een lichtje maakten, schrokken ze wel een beetje, want er stond een groot bruin beest met twee scherpe hoorns.
Het leek heel veel op een koe, maar de mensen noemden het een os. Gelukkig was het een aardige os en vond hij het best gezellig dat er mensen bij hem op bezoek kwamen.

PLAAT 5
De os ging een stukje opzij en de vader, de moeder, het baby'tje in de buik en de ezel gingen lekker in het stro liggen om te slapen. Midden in de nacht maakte de moeder de vader wakker. 'Jozef,' zei ze, 'ik geloof dat ons baby'tje geboren wordt.'
De vader maakte gauw een kaarsje aan en even later kwam het baby'tje naar buiten, uit de buik van Maria. Je begrijpt dat de vader en de moeder heel blij waren. De moeder deed een grote warme doek om het baby'tje heen. De vader ging op zoek naar een wiegje. In de hoek van het schuurtje vond hij een houten bakje, waarin eten lag voor de os.
Die os vond het natuurlijk goed dat het baby'tje zolang in zijn etensbak werd gelegd.
De vader deed er wat stro in en even later zaten ze allemaal om het kindje heen. Maria, Jozef, de os en de ezel.
Ze noemden het baby'tje Jezus. De vader en de moeder wilden graag dat, als Jezus groot zou zijn, hij alle mensen zou helpen om vrienden te worden. De os en de ezel waren ook heel blij dat Jezus geboren was, want zoiets hadden ze nog nooit meegemaakt.

PLAAT 6
Ze vonden het baby'tje heel lief. Ze gingen dicht bij hem staan en bliezen met hun adem een heleboel warme lucht over Jezus heen, zodat hij het niet koud kreeg.
Toen werd er zachtjes op de deur van het schuurtje geklopt. Jozef deed open en er stonden een paar herders voor de deur. Die waren bij hun schaapjes in het weiland en kwamen even kijken naar het kindje. Prachtig vonden ze het. Er werd ook niet elke dag een kind geboren in een stal!
Toen ze zagen dat het baby'tje begon te gapen zeiden ze: 'Kom, we laten het kindje slapen. Jullie zullen wel moe zijn van de lange reis.' En de herders beloofden dat ze dicht bij de stal in de buurt zouden blijven, zodat ze een beetje op Jozef, Maria en het baby'tje Jezus konden passen.

  Uit: Deugt ons onderwijs? Over rechtvaardigingen
R.G.M. Ritzen
Uitgeverij Damon, Best, 1994

terug