Projectlijn A Een kameel ziet sterretjes Hellig Hart


 Informatieblad 3A.1  Het baby'tje in het schuurtje

PLAAT 1
'Heel lang geleden leefden er in een land hier ver vandaan een arme vader en moeder.'
'Hoe heetten ze?' vraagt Wouter.
'De moeder heette Maria en de vader heette Jozef. In de buik van Maria zat een baby'tje.'
'Op een dag moesten die vader en moeder een heel grote reis maken. Omdat de moeder het baby'tje in haar buik had, wilde de vader niet, dat ze zo ver zou lopen. Van zijn laatste geld kocht hij een ezel en zette de moeder daar bovenop.'
'Wil de ezel dat?' vraagt Wouter.
'De ezel vond dat best leuk, zo'n moeder op zijn rug met een baby in haar buik.

PLAAT 2
Toen ze de hele dag gelopen hadden en het al donker werd, gingen ze op zoek naar een plekje om te slapen.'
'Ze klopten aan bij een groot huis in een dorpje dat Bethlehem heette.

PLAAT 3
Een meneer deed de deur open en vroeg: 'Wat moet je?'
'Heeft u misschien een plekje om te slapen?' vroeg de vader. 'We zijn zo moe.'
'Nee, zei de meneer. 'Alles is vol. Zoek maar een andere slaapplaats.' En met een harde klap gooide hij de deur dicht. Boem! Wouter gaat rechtop in bed zitten en roept: 'Die man is stom!'
'Stil nou,' fluistert Mieke, want ze wil graag weten hoe het afloopt.
Wouter trekt vader aan zijn trui en vraagt: 'Als die mamma en die pappa bij ons komen, doe jij dan ook 'boem'?'
'Natuurlijk niet,' zegt vader, 'ze mogen meteen binnenkomen.'
'En de baby ook?' 'De baby ook.' 'En de ezel?' 'De ezel ook.'
Tevreden gaat Wouter liggen met zijn duim in zijn mond.
'Ga door,' zegt Mieke tegen moeder.
'De vader, de moeder met het baby'tje in de buik en de ezel liepen nog een tijdje door, maar het werd steeds donkerder en donkerder.'

PLAAT 4
'Na lang zoeken vonden ze in een weiland een oud schuurtje. Ze gingen gauw naar binnen.'
'Mogen ze wel in dat zuurtje?' vraagt Wouter.
'Ja, hoor, want dat schuurtje was van niemand,' antwoordt moeder en dan vertelt ze verder.
'Toen ze een lichtje maakten, schrokken ze wel een beetje, want er stond een groot bruin beest met twee scherpe hoorns.'
'Het leek heel veel op een koe, maar de mensen noemden het een os. Gelukkig was het een aardige os en vond hij het best gezellig dat er mensen bij hem op bezoek kwamen.'

PLAAT 5
'De os ging een stukje opzij en de vader, de moeder, met het baby'tje in de buik, en de ezel gingen lekker in het stro liggen om te slapen. Midden in de nacht maakte de moeder de vader wakker.'
'Jozef,' zei ze, 'ik geloof dat ons baby'tje geboren wordt.' De vader maakte gauw een kaarsje aan en even later kwam het baby'tje naar buiten, uit de buik van Maria.
Wouter vraagt. 'Net als bij kleine poesjes?' 'Net als bij poesjes,' antwoordt moeder. 'Doet dat pijn?' 'Een beetje.' 'Dan is het goed,' zegt Wouter tevreden.
'Je begrijpt dat de vader en de moeder heel blij waren.
De moeder deed een grote warme doek om het baby'tje heen. De vader ging op zoek naar een wiegje. In de hoek van het schuurtje vond hij een houten bakje, waarin eten lag voor de os. Die os vond het natuurlijk goed dat het baby'tje zolang in zijn etensbak werd gelegd.'
'De vader deed er wat stro in en even later zaten ze allemaal om het kindje heen: Maria, Jozef, de os en de ezel.
Ze noemden het baby'tje Jezus. De vader en de moeder wilden graag dat, als Jezus groot zou zijn, hij alle mensen zou helpen om vrienden te worden. De os en de ezel waren ook heel blij dat Jezus geboren was, want zoiets hadden ze nog nooit meegemaakt.'
'Wilden ze Jezus niet opeten?' vraagt Wouter.
'Ze vonden het baby'tje heel lief. Ze gingen dicht bij hem staan en bliezen met hun adem een heleboel warme lucht over Jezus heen, zodat hij het niet koud kreeg.'

PLAAT 6
'Toen werd er zachtjes op de deur van het schuurtje geklopt.
Jozef deed open en er stonden een paar herders voor de deur. Die waren bij hun schaapjes in het weiland en kwamen even kijken.'
'Ik weet een liedje van de herders!' roept Mieke. 'Van juffie geleerd.'
'Zing maar,' zegt vader.
En dan zingt Mieke zacht:

De herdertjes lagen bij nachte, ze lagen bij nacht in het veld.
Ze hielden vol trouwe de wachte, ze hadden hun schaapjes geteld.
Toen hoorden ze engelen zingen, hun liederen vloeiend en klaar.
De herders naar Bethlehem gingen, liep tegen het nieuwe jaar.'

Wouter klapt in zijn handen. Hij vindt het liedje heel mooi.
'Nog een keer!' roept hij.
'Ik weet nog een andere liedje,' zegt moeder. 'Luister maar eens.'
Als moeder begint te zingen, doet Mieke mee, want zij kent het liedje ook.

Er is een kindeke geboren op aard er is een kindeke geboren op aard 't Kwam op de aarde voor ons allemaal 't kwam op de aarde voor ons allemaal.

Als ze klaar zijn met zingen, zien ze dat Wouter in slaap gevallen is. Hij heeft een duim in zijn mond en zijn beer in zijn arm.
'Ons baby'tje slaapt,' fluistert vader.
Op hun tenen sluipen ze de kamer uit.
Mieke gaat ook naar bed. Ze krijgt nog een dikke zoen van vader en moeder. Ze slaapt heel snel in en droomt van het baby'tje in het schuurtje.

  Uit: Deugt ons onderwijs? Over rechtvaardigingen
R.G.M. Ritzen
Uitgeverij Damon, Best, 1994

terug