Wonen op hoog niveau

Steeds meer belangstelling voor een ‘optrekje’ in een luxe wolkenkrabber

Door Petra Huijser

In Tilburg wordt de hoogste woontoren van Nederland gebouwd. Hoogte: 141,6 meter. Deze week werd het hoogste punt van de bouw bereikt. Waarom gaan mensen op zo’n extreem ‘hoog niveau’ wonen?

Op een heldere dag ziet Rik van der Steeg vanuit zijn appartement heel in de verte de Amercentrale in Geertruidenberg. ‘Maar er zijn ook ministeries in Den Haag die ik uit mijn raam kan zien.’ Van der Steeg heeft een uitzicht dat voor een gewone Rotterdammer niet haalbaar is, maar hij woont dan ook op de achttiende verdieping van de 26 etages tellende Hoge Erasmustoren. Van der Steeg hoort bij het groeiende aantal Nederlanders dat kiest voor wonen op grote hoogte.

Jarenlang zat hoogbouw in het verdomhoekje. Bouwend Nederland wilde zijn vingers na de mislukkingen uit de jaren zeventig (bijvoorbeeld de Bijlmer in Amsterdam) niet branden aan nieuwe ‘wolkenkrabbers’.

‘Dat vonden best wat architecten doodzonde’, stelt Jan Klerks, secretaris van de stichting Hoogbouw. ‘Vandaar dat ze deze stichting in 1982 oprichtten om hoogbouw te bevorderen. Want zo’n hoog pand is hartstikke leuk.’ Dat eerdere hoogbouw op niets uitliep, had volgens hem te maken met locatiekeuze. ‘Aan de rand van steden, op plaatsen waar verder niets was. Nu zie je schitterende, ranke torens voorzien van alle mogelijke luxe verschijnen in stadscentra.’

Een voorbeeld van zo’n luxe wolkenkrabber is Westpoint in Tilburg, waar deze week een klein feestje werd gevierd omdat bouwers het hoogste punt hebben bereikt. Met 141,6 meter is het de hoogste woontoren van Nederland. Juist die hoogte leverde voor architect Margriet Eugelink van bureau Van Aken Architectuur en Stedenbouw in Eindhoven een bijzondere uitdaging op.

‘Het betekent dat het pand een bijzondere functie krijgt. Vroeger waren het de kerktorens die overal zichtbaar waren, nu zijn het gebouwen zoals dit. Het moet dus niet alleen mooi zijn voor de bewoners, maar voor iedereen. Dat schept een verantwoordelijkheid.’

Voor Westpoint riep Eugelink daarom de hulp in van een kunstenaar. ‘We werkten met kleur en licht om vooral ’s avonds een heel bijzonder baken te scheppen.’ Eugelink ziet in de opdrachtenportefeuille van het bureau waar ze werkt heel duidelijk dat hoogbouw in opmars is. Een logisch gevolg van woekeren met de ruimte in volle binnensteden. ‘Met hoge gebouwen hou je meer plek over en je voorkomt dat mensen wegens gebrek aan woonruimte uit de stad trekken.’

Volgens Frank Wassenberg van onderzoekinstituut OTB, verbonden aan de universiteit van Delft, is er qua hoogbouw sprake van een rage. ‘Niet per se in Nederland, al vinden steden het hier ook leuk om met de claim de hoogste te schermen, maar vooral wereldwijd.’

Jarenlang ging volgens hem de race over het hoogste gebouw tussen New York en Chicago, maar Azië werpt zich nadrukkelijk in de strijd. Een verklaring daarvoor heeft Wassenberg wel. ‘Het is het wereldse imago dat een stad er door krijgt. En de randvoorwaarde, de techniek, staat het toe. Met bakstenen stapelen zet je immers geen wolkenkrabber weg.’ Maar dat hoge gebouwen populair blijven, ook na de aanslagen van 11 september, verbaast hem wel. ‘Zo’n gebouw is tenslotte een makkelijk doelwit.’

Angstgevoelens hebben mensen die op grote hoogte wonen amper, stelt Henk Schmidt, hoogleraar psychologie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. ‘Wel blijkt dat in de categorie mensen die hoog wonen, vaker zelfmoord voorkomt. Dat komt omdat mensen in appartementen vaker alleen wonen en daardoor vatbaarder zijn voor depressies.’ Schmidt voegt daar aan toe dat leven in een hoge woontoren ook minder sociale contacten oplevert.

Dat gebrek aan contact is voor anderen weer een voordeel van wonen op hoogte, weet de hoogleraar. ‘De behoefte aan privacy is heel groot bij mensen en die privacy heb je meer in een flat op de 20-e verdieping dan in een rijtjeshuis.’ Sowieso is het verlangen naar uitzicht volgens Schmidt een instinctieve keuze. ‘Van oudsher wonen mensen graag met uitzicht. Als je heel vroeger op een heuvel stond, dan zag je herkenningspunten. Je wist dan waar eten en drinken was. En je wist van welke kant eventueel gevaar kwam.’