Als je gepest wordt, kun je niks

Plagen hoort erbij, pesten is ongelijkwaardig en hoort er niet bij. De ouders van de pestkop houden hun kind de hand boven het hoofd. De school zegt: het ligt aan het gepeste kind of-aan het gezin. Is een anti-pest-contract de oplossing?

door Marieke Henselmans

BEA, (niet haar echte naam) werd op de basisschool behoorlijk gepest.
Ze leerde van haar ouders dat schelden, schoppen en slaan geen behoorlijke methoden zijn om problemen op te lossen. Haar ouders hebben daar nu spijt van.
Ze was een vriendelijk kind, oprecht, aardig, beleefd. Pas aan het eind van groep vijf vertelde ze ineens, hevig in tranen: 'Ik mag nooit meedoen, nergens mee.'
In die zomervakantie ging ze voor het eerst op kamp. Ze kwam uitgelaten, levenslustig en vrolijk terug: niemand had onaardig gedaan!

De docent in groep zes constateerde dat Bea werd buitengesloten, niet een beetje, maar voor 100 procent. De docent sprak erover met de klas en dat hielp een beetje.
De twee grootste pestkoppen, een jongen en een meisje, konden niet makkelijk aangesproken worden. De jongen kwam uit een probleemgezin, liep veel over straat en haalde wel meer rottigheid uit. De aanvoerder van de pestende meisjes was dochter van een docent.
Eenmaal zat die dochter boven op de op haar rug liggende Bea en kneep haar keel dicht. Een voorval waar Bea nog wel eens een nachtmerrie over heeft. Saillant detail: de moeder van de pestkop stond toe te kijken en deed niets.
Op de verontwaardigde vraag van Bea's ouders 'Waarom greep je niet in?', antwoordde zij: 'Ik hoopte dat Bea iets terug zou doen, dat was goed geweest voor haar zelfvertrouwen.' Maar Bea was verlamd van angst.
Heeft behalve in haar hart ook in haar hals een litteken van deze vechtpartij.

Het Instituut voor Toegepaste Sociale Wetenschappen (ITS) deed onderzoek naar pesten en leerlingengeweld in 1993 en in de afgelopen maanden. De Volkskrant deed op 27 maart verslag van de resultaten van dat laatste onderzoek onder de kop: 'Minder wapens, evenveel geweld'.
In 1993 bleek dat 10 procent wel eens geweld gebruikt tegen medeleerlingen.
De overheid ontwikkelde de Campagne 'Veilige school', met als doel het taboe rond pesten en geweld op scholen te doorbreken en de veiligheid te verbeteren. Uit het laatste onderzoek blijkt dat het wapenbezit onder scholieren iets is afgenomen, maar dat ondanks alle inspanningen en campagnes het geweld gelijk bleef.

Onderzoeker Ton Mooij pleit in NRC Handelsblad van 27 maart voor het vroegtijdig opsporen van risicoleerlingen. Door 4- á 5-jarige jongens met problemen thuis of met een taalachterstand positief te stimuleren, zou mogelijk voorkomen kunnen worden dat zij zich later ontwikkelen tot pestkoppen of geweldplegers.
De sceptici en de cynici zullen zuchten: ach jongens, laten we nu niet overdrijven. Een beetje pesten hoort er bij. Worden ze hard van. De wereld is ook hard.
Psycholoog Bob van der Meer deed onderzoek naar pestgedrag en hij beweert het tegenovergestelde. In interviews en publicaties wijst hij erop dat de gevolgen van pesten ingrijpend zijn.
'Plagen is gelijkwaardig. Het gebeurt tussen kinderen die aan elkaar gewaagd zijn. Het gaat heen en weer: tik, tak, tik, tak. Als een spelletje, niet altijd leuk, maar nooit echt bedreigend. Plagen hoort erbij.
Pesten is ongelijkwaardig. Een pestkop zoekt een slachtoffer. Het gaat één richting op: tik, tik, tik. Steeds dezelfde wordt gepakt, uitgezocht, getreiterd. Het is bedreigend of gebeurt indirect door een kind steeds uit te sluiten. Pesten hoort er niet bij.' (Het Parool, 26 oktober 1994).

In hetzelfde interview zegt hij: iedereen loopt het risico gepest te worden. Maar vaak zijn de zondebokjes te lief voor deze wereld. Het zijn kwetsbare kinderen, gevoelig ook. Vaak wijken ze net iets af van de gangbare norm.
Er zijn ouders die zeggen: dan moeten we die kinderen dus keihard opvoeden. Zij stomen de kinderen klaar voor de jungle waar het recht van de sterkste geldt.'
Van der Meer vindt dat geen oplossing. Ook vindt hij dat ouders en kinderen niet hoeven te buigen voor de gangbare norm, maar moeten worden opgevoed in tolerantie voor verschillen. Als er niets gebeurt, blijkt dat de zondebokken somber worden en Vaak denken over zelfmoord. Ze worden faalangstig, wantrouwend en gaan moeilijk relaties aan, ook in hun latere leven.

Uit Scandinavisch onderzoek blijkt dat pestkoppen vier maal meer kans lopen in het criminele circuit terecht te komen. 'Ze zijn vaak zelf slachtoffer van huiselijk geweld of misbruik. Ze krijgen de verkeerde normen van thuis mee, te weinig aandacht en veel straf.'
In 1994 ontwikkelen gezamenlijke ouderverenigingen in samenwerking met Bob van der Meer een protocol voor scholen. Aan de hand van dat protocol kunnen docenten, ouders en bestuur afspreken dat ze zich maximaal inspannen om pesten tegen te gaan.
Onderdeel van dat protocol is het invoeren van contracten. Daarbij wordt aan klassen kinderen gevraagd zelf gedragsregels op te stellen. De basis moet zijn: doe niet bij een ander wat je zelf ook niet graag hebt. Pest niet over uiterlijk, laat elkaars spullen met rust.
Heel belangrijk is de afspraak dat overtreding van de regels gemeld wordt aan de docent, en dat dat geen klikken is. Zie je dat er gepest wordt en meld je het niet, dan is dat even erg als meedoen.

Tineke van Tilborg, voorzitter van de Stichting Stop Het Pesten (SHP), pleit voor het werken met de contracten, mits er duidelijke afspraken zijn over wat te doen bij overtreding van de regels. Vaak zijn er mooie afspraken, maar geen sancties als het misgaat.
Haar zoon werd gepest en kreeg geen steun van de docenten. In gesprekken met school werd de moeder overbezorgdheid verweten. Haar zoon zit inmiddels op een andere school. Hij kreeg een dure therapeutische behandeling om weer wat beter in zijn vel te komen.
Van Tilborg stelde de vroegere school aansprakelijk voor de gemaakte kosten, en haalde daarmee de landelijke pers.

De Stichting SHP biedt een luisterend oor aan ouders van gepeste kinderen. Ze geven advies en bemiddelen soms tussen ouders en school.
De voorzitter krijgt honderden telefoontjes van vooral ouders. 'Hun verhaal komt steeds op hetzelfde neer. Het kind wordt gepest. De pestkoppen ontkennen, echt altijd. De ouders van de pestkop houden hun kind de hand boven het hoofd. De school zegt: het ligt aan het gepeste kind of aan het gezin. Veel ouders doen hun kind maar naar een andere school.
Waarom laat men het pesten niet vallen onder de brede noemer van ongewenst gedrag? Voor seksuele intimidatie kun je naar de vertrouwenspersoon. Als er vergaand gepest wordt, kun je niks. Het meest vernederende voor kinderen en ouders is dat ze niet geloofd worden.'

Bea zit inmiddels in 2 vwo op een school waar al jaren wordt gewerkt met anti-pest-contracten. De brugklasleerlingen stellen per klas een contract op, onder leiding van de mentoren. De mentor is ook de aangewezen persoon om naartoe te gaan bij pestproblemen.
In de brugklas deed zich een klein incident voor, Bea werd uitgescholden. Tot haar eigen verbazing en die van haar ouders werd dat onmiddellijk aangepakt, zonder dat zij er zelfs maar over geklaagd had. Het voorval werd aangegrepen om het contract weer onder de aandacht te brengen.
De mentor was echt woedend: dit was toch niet de afspraak. De pestkop moest bij de conrector komen. Die legde uit wat er zou gebeuren bij herhaling van dit gedrag: waarschuwen, schorsen en tot slot een andere school zoeken. De pestkop bood excuses aan. Daarna gebeurde er niets vervelends meer in die klas. De ouders van Bea zagen haar eerst ontspannen en daarna opbloeien.

Op het Keizer Karel College in Amstelveen, school voor havo, vwo en gymnasium, gelden afspraken over pesten. 'Die contracten zijn eigenlijk slechts het puntje op de i', zegt conrector W. Ris. 'Jaren geleden maakten wij het hebben van een goed klimaat tot speerpunt van ons beleid.
In het voorjaar spreken wij met de hoofden van basisscholen waarvan kinderen zijn aangemeld. Schoolprestaties maar ook sociale factoren komen aan de orde. Is een kind faalangstig? Is het gepest en door wie? Bij aanmelding kunnen kinderen aangeven bij wie ze graag in de klas willen en bij wie niet. Wij zitten dagen te puzzelen op de klassenindeling.
'De overgang naar het voorgezet onderwijs biedt kinderen de kans met een schone lei te beginnen. Die kans moet je ten volle benutten. Ons beleid stoelt op vriendelijkheid en duidelijkheid. Wij willen een vriendelijke sfeer. Maar als er wat misgaat, moet je snel reageren. Juist bij kleine dingen, ten behoeve van de duidelijkheid. Wij maken meteen duidelijk: wij willen geen geweld, geen agressie, geen pesten, geen drugs.
Je kunt pesten nooit geheel uitbannen. Maar een goed' schoolklimaat en een goede communicatie met ouders vormen de beste preventie.'

Een gepest kind raakt beschadigd en kruipt steeds verder in elkaar. Zoals de Stichting SHP aangeeft, zijn er nog steeds docenten die de schuld van een escalerende situatie leggen bij het gepeste kind, de zogenaamd bemoeizuchtige of overbeschermende ouders. Blaming the victim dus.
Bij seksuele intimidatie kan je daar ook niet meer mee aankomen: ze wilde heus zelf, of nee, ze maakte het er naar.
Alles draait om de docent die ondubbelzinnig duidelijk moet maken welk gedrag niet acceptabel is. Niet bang zijn voor de ontkennende pestkop en diens mogelijk agressieve ouders. En de zwijgende middengroep aanspreken.
Bob van der Meer in Het Parool van afgelopen december: 'Er zijn mensen die meedoen uit angst en mensen die meedoen om er beter van te worden. Je hebt toeschouwers die niets doen en je hebt er die het af en toe opnemen voor het slachtoffer. Zo gaat het bij pesten op school, bij mishandeling in het gezin en zo ging het in de oorlog met de shoah.'